https://www.infomil.nl/onderwerpen/ruimte/ruimtelijke/wet-ruimtelijke/bestemmingsplan/uitleg/

Uitwerkingsplicht
Een bestemmingsplan kan een rechtstreekse bouwtitel hebben, maar er kan ook gekozen worden voor een bestemmingsplan met uitwerkingsplicht. Deze planvorm kan bijvoorbeeld zinvol zijn wanneer bij het mogelijk maken van een nieuwe ontwikkeling nog niet precies duidelijk is hoe deze ontwikkeling eruit gaat zien. Een dergelijk bestemmingsplan moet eerst worden uitgewerkt voordat er omgevingsvergunningen voor het bouwen kunnen worden verleend.

De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast met daarin een uitwerkingsplicht met daarbij uitwerkingsregels. Hiermee geeft de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders de plicht mee op tijdens de duur van het bestemmingsplan een uitwerkingsplan op te stellen binnen de kaders van de uitwerkingsregels. Met deze planvorm heeft de gemeenteraad invloed op de verdere uitwerking van een ontwikkeling.

Het uitwerkingsplan moet binnen de planperiode (10 jaar) van het moederplan uitgewerkt worden. Het uitwerkingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan.

Op hoofdlijnen moet bij het uit te werken bestemmingsplan (=moederplan) de haalbaarheid worden aangetoond. Een deel van de onderzoeken kan als voorwaarde in de uitwerkingsregels worden opgenomen. Zo kan bijvoorbeeld opgenomen worden dat aangetoond moet worden dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie op een bepaalde locatie. U hoeft deze onderzoeken  dan nog niet bij het ‘moederplan' uit te voeren, maar pas bij het uitwerkingsplan. De onderzoeken zijn niet perse nodig in het kader van de haalbaarheidstoetsing.

Wijzigingsbevoegdheid
Bij nieuwe ontwikkelingen die nog niet geheel duidelijk zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan kan ook gekozen worden voor het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheid mag geen structurele wijzigingen van het bestemmingsplan mogelijk maken. De onderliggende bestemming blijft gelden tot van de wijziging gebruik is gemaakt.

De haalbaarheid van een wijzigingsbevoegdheid moet in het bestemmingsplan aangetoond worden. 
Het verschil met de uitwerkingsplicht is dat een plan met een wijzigingsbevoegdheid zelf al een compleet bestemmingsplan is waarop bouwvergunningen kunnen worden verleend. Daarnaast is het een bevoegdheid en niet een verplichting. Burgemeester en wethouders mogen de bevoegdheid gebruiken maar zijn het niet verplicht.

De wijzigingsbevoegdheid wordt via het moederplan aan burgemeester en wethouders gegeven. Voor het opstellen van een wijzigingsplan geldt de uniforme voorbereidingsprocedure van de Awb, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen 8 weken na afloop van de ter inzage legging een besluit moeten nemen. Daarna volgt beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het wijzigingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan (moederplan). Met de wijziging van de bestemming vervalt de onderliggende bestemming uit het moederplan.

Binnenplanse afwijkingsbevoegdheid
In het bestemmingsplan kan een mogelijkheid opgenomen worden om in beperkte mate af te wijken van het plan. Deze afwijkingen mogen niet leiden tot een bestemmingswijziging. Bij deze afwijkingen moeten ruimtelijk relevante voorwaarden opgenomen worden. Deze afwijkingsmogelijkheid is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Hiervoor geldt de reguliere wabo-procedure.

Een voorbeeld hiervan is de mogelijkheid om af te wijken van de bedrijfscategorie. In de bestemming Bedrijf is aangegeven welke bedrijfscategorie is toegestaan (bijvoorbeeld maximaal categorie 3.1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten). Met de afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders hiervan afwijken en bijvoorbeeld maximaal categorie 3.2 toestaan, mits het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met een categorie 3.1 bedrijf.

Heeft u gevonden wat u zocht?