Huidig beleid

Het landschapsbeleid op de oeverwallen is gericht op het behouden van groene geledingszones tussen de kernen (zodat dorpskernen niet aan elkaar groeien), het aanleggen van erfbeplantingen en het handhaven van kleinschalige landschapselementen. Deze kleinschalige landschapselementen dragen bij aan een groen raamwerk op de oeverwallen voor een beter ecologisch functioneren. De wielen en kolken spelen daarin eveneens een belangrijke rol. Het mozaïekachtige karakter, de afwisseling van verschillende functies, zoals open weides, boomgaarden, wielen en bebouwing, vormen de basis voor de toekomstige ontwikkelingen.

Landschappelijke waarden moeten behouden blijven en waar mogelijk versterkt. Dit betekent niet dat de oeverwallen op slot zitten. Het landschap moet mede worden ingezet om verrommeling te voorkomen. Het meer kleinschalige halfopen landschap van de oeverwallen, waarbij wonen, werken en agrarische activiteiten sterk met elkaar zijn verweven, biedt beperkt ruimte voor schaalvergroting. Functiemenging is op de oeverwallen toegestaan, omdat het de bestaande karakteristiek van de oeverwallen versterkt. Verder biedt functiemenging extra ontwikkelingsmogelijkheden, naast de mogelijkheden van het functieveranderingsbeleid voor Vrijkomende Agrarische Bedrijfsbebouwing (VAB).

Op de oeverwallen zijn geen gebieden aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het NNN is het Nederlandse netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. De oeverwallen worden wel doorsneden door de weteringen die afwateren op de Maas. Langs de weteringen zijn ecologische verbindingszones ontwikkeld.

Trends en ontwikkelingen

Allereerst zorgen de nieuwe opgaven op het gebied van klimaatadaptatie en energietransitie voor belangrijke ontwikkelingen op het gebied van natuur en landschap. Samen met schaalvergroting van de landbouw en woningbouw zorgen zij voor de grootste ruimteclaims. Zo moet in het kader van klimaatadaptatie voorzien worden in de aanleg van waterberging. De energietransitie zorgt weer voor andere dilemma’s en vraagstukken: willen we zonnepanelen op (landbouw)gronden leggen en wat betekent dit voor de kwaliteit van de bodem? Hoe kunnen we ze zo landschappelijk inpassen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de biodiversiteit?

Als belangrijke trends kunnen verder worden genoemd de omvorming van de traditionele landbouw tot een meer natuurinclusieve, biologische (kringloop)landbouw en de wens om de biodiversiteit in het gehele buitengebied te vergroten. Dit laatste kan worden bereikt door de aanleg en instandhouding van bermen, laanbeplanting, bosjes en andere landschapselementen, maar ook door agrarisch natuurbeheer. Agrarisch natuurbeheer is een aangepaste bedrijfsvoering om natuur- en landschapswaarden te behouden of te creëren. De betreffende percelen behouden hun (primaire) landbouwproductiefunctie, maar agrariërs nemen op en rond hun bedrijf maatregelen voor natuur en landschap. Een boer kan tijdens de werkzaamheden rekening houden met de natuurlijke flora en fauna op zijn land. Zo kan hij besluiten voor een bepaalde datum zijn weilanden niet te maaien, rekening houden met de nesten van weidevogels, slootkanten niet maaien, het land niet bemesten of poelen graven voor amfibieën. Ook kan hij akkerranden aanbrengen voor biodiversiteit of solitaire bomen planten voor schaduw. Voor maatregelen die een extra inspanning vragen of extra kosten met zich mee brengen, kan de boer een vergoeding van de overheid krijgen. Sinds 1 januari 2016 is er vanuit de provincies het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) ingevoerd. De kern hiervan is een leefgebiedenbenadering voor (dier)soorten van internationaal belang op basis van een collectieve, gebiedsgerichte aanpak. De provincie verstrekt echter alleen maar subsidie voor ANLb aan gecertificeerde agrarische collectieven en niet aan individuele agrariërs. De provincie geeft in haar Natuurbeheerplan aan in welke gebieden het voor agrarische collectieven mogelijk is om subsidie voor het ANLb aan te vragen.

Ambities en keuzes

In de structuurvisie is aangegeven dat de kernen in de toekomst niet aan elkaar mogen groeien; ze moeten als afzonderlijke kernen herkenbaar blijven. Tussen de kernen is daarom momenteel een groene geledingszone aangebracht, die een groene buffer tussen de kernen vormt. In het kader van de woningbouwopgave van de gemeente zijn nieuwe woningbouwlocaties nodig. Onze stelregel blijft echter inbreiding vóór uitbreiding. Wanneer blijkt dat er geen concrete initiatieven zijn voor inbreiding, die op korte termijn gerealiseerd gaan worden, zal gekeken worden naar initiatieven voor uitbreiding in het buitengebied, mits dat geschiedt met behoud van de cultuurhistorische (groene) waarden.

We vinden het, zeker ook in het kader van het behoud, herstel en versterken van de biodiversiteit, van belang dat op de oeverwallen zoveel mogelijk kleinschalige landschapselementen, zoals elzensingels, houtwallen, hagen en heggen worden behouden. Deze elementen hebben ook een belangrijke functie voor de ecologische verbinding vanuit de uiterwaarden naar de komgronden.

Heeft u gevonden wat u zocht?